Wij kijken terug op een jaar waarin 493 dagen na de verkiezingen eindelijk een volwaardige regering werd gevormd in België en ook in de VS de teerling werd geworpen en afscheid werd genomen van een, op zijn zachtst gezegd, veelbesproken president.
Maar dé gebeurtenis van 2020 is de wereldwijde verspreiding van een besmettelijke en dodelijke luchtweginfectieziekte die in het voorjaar ons familiaal, sociaal en economisch leven lamlegde. Andermaal is COVID-19 helaas het hoofdthema van deze introductie. De collectieve onderschatting van het coronavirus veroorzaakte in het najaar een tweede golf waarvan we nog steeds de naweeën ondervinden. Voor de tweede maal moest de regering met een pakket aan steunmaatregelen de meest getroffen economische sectoren helpen om het hoofd boven water te houden.
De naoorlogse generaties werden geconfronteerd met een voor hen ongeziene crisis die hun gewoontes, tradities en ongebreidelde welvaart doorkruiste. Het moeilijk accepteren van deze vrijheidsbeperking vergrootte in de zomer de impact van het virus. Bij velen werd de mentale weerbaarheid erg op de proef gesteld. Al klonken er ook andere reacties, sommigen ervaarden de coronamaatregelen net als helend. Toch iets om over na te denken.
Experts uit de verzekeringswereld zeggen in een rapport over toekomstige risico’s dat pandemieën en infectieziektes de volgende vijf tot tien jaar de grootste bedreiging zullen vormen voor onze samenleving. Dezelfde perceptie hoor je bij de bevolking die deze gezondheidscrisis hoger rangschikt in kwetsbaarheid dan klimaatveranderingen. Niet onlogisch, want de getuigenissen van de slachtoffers van het virus en de verhalen uit de ziekenhuizen zijn hallucinant.
Hoelang de gevolgen en neveneffecten van deze epidemie zullen nazinderen, is vandaag nog zeer onduidelijk. Ook de impact van COVID-19 op verzekeringscontracten blijft onduidelijk. Wat wel zeker is, is dat 2020 een wake-upcall was om het in de toekomst anders te doen. Zelfs met een vaccin zal onze manier van leven nooit meer ‘back to the old normal’ zijn.
Marcel Caenen